Susan Blackmore – Conciousness: an introduction (2nd edition)

De titel doet denken aan een lesboek en dat is ook precies wat het is. Waarom zou je nog lesboeken lezen? Zijn dat niet de boeken die we zo min mogelijk probeerden te lezen toen we nog studeerden? Aan de andere kant, als je een breed overzicht wil hebben over een nieuw onderwerp, dan zijn dit wel de boeken die bedoeld zijn om precies dat te doen. En als het gaat om een breed en multidisciplinair onderzoeksveld als bewustzijn, dan is een breed en evenwichtig overzicht heel welkom.

Wat is het probleem?

51i+pOms2FL._SX258_BO1,204,203,200_Het probleem is eigenlijk het verschil tussen de eerste persoon en de derde persoon. Tussen je eigen ondeelbare ervaring en de zaken die we wel met andere mensen kunnen delen. Pijn bijvoorbeeld, we kunnen met zijn allen meten wat voor neurologische signalen en hersenactiviteit iemand heeft, maar hoe pijn voelt weet alleen degene die op dat moment de pijn in kwestie voelt zelf.

Er zijn klassieke gedachtenexperimenten zoals die van Mary de kleurenwetenschapper, maar de mooiste is waarschijnlijk de filosofische zombie. Een filosofische zombie is jouw dubbelganger, dezelfde materie en hetzelfde gedrag als jij. Er is slechts één verschil tussen jou en jouw zombie-dubbelganger: jij bent bewust, maar je filosofische zombie niet.

De belangrijkste vraag lijkt dan ook of bewustzijn een functie van onze materie of dat het iets is dat losstaat van onze materie. Monisme of dualisme. Alhoewel beiden natuurlijk in meerdere smaakjes voorkomen.

Cartesiaans theater

Een ander onderscheid is tussen egotheorie en bundeltheorie. Volgens de eerste is er iets als een ‘zelf’, een vast iets dat die veranderende ervaringen ondergaat. Bundeltheorieën zien het zelf als een illusie, uiteindelijk is er geen zelf, er is alleen maar een verzameling, of bundel, van ervaringen. Haal die ervaringen weg, dan hou je ook niets over.

Een ander gedachtenexperiment of metafoor hiervoor is het cartesiaans theater. Het cartesiaans theater is waar alle zaken waar wij ons bewust van zijn samenkomen. Het publiek in het cartesiaans theater is het zelf uit de verschillende monistische dan wel dualistische egotheorieën. Volgens bundeltheorieën is het theater leeg, is er geen publiek. Uiteindelijk is het dan ook niet zo dat iets in of uit het bewustzijn is.

Altijd wat…

Zo zijn er misschien ruwweg drie posities te onderscheiden. Een dualistische theorie lijkt een goede verklaring te kunnen geven van wat bewustzijn is, maar loopt tegen het probleem op van hoe dat niet-materiële bewustzijn interacteert met de materiële wereld.

Vervolgens heb je monistische egotheorieën. Die gaan dus wel uit van een cartesiaans theater. Lastig is dat onze huidige kennis van de hersenen in ieder geval er niet in geslaagd zijn om aan te geven waar nu precies het bewustzijnsgebied zit. In ieder geval lijkt duidelijk dat het niet één specifiek gebiedje kan zijn dat bewustzijn veroorzaakt als het activiteit gaat vertonen. De huidige kennis over alles wat er onbewust al gebeurt lijkt hier ook lastig mee te combineren, want wat is nu precies het verschil tussen processen die wel en niet bewust zijn? Daar kunnen we tot nu toe in ieder geval de vinger niet op leggen.

Daarmee komen we aan bij de bundeltheorieën. Door te ontkennen dat een één plek is waar bewustzijn samenkomt valt dit mooi samen met de huidige inzichten over hoe de hersenen werken. Maar ja, hoe komt dan die illusie van de onveranderlijke zelf tot stand? Daar moet toch een goed verhaal bij verteld worden en zover zijn we ook niet niet.

Linksom of rechtsom heb je dus altijd een probleem. Het lijkt voorlopig nog vrij subjectief voor welke argumenten en problemen iemand gevoeliger is.

Multidisciplinair

Ik noemde het bewustzijnsonderzoek al multidisciplinair. En naast deze meer filosofische discussies bevat het dus ook besprekingen van de vrije wil, hersenprocessen, evolutie van bewustzijn, kunstmatige intelligentie, para-psychologie en paranormale claims, invloed van bijvoorbeeld drugs op bewustzijn en meditatie en Boeddhisme.

Interessant genoeg ziet ze Boeddha als eerste verkondiger van een bundeltheorie. De doctrine van geen-zelf stelt dat het zelf niet bestaat en een illusie is. In het Tibetaans Boeddhisme is dat enigszins gecombineerd met ideeën van reïncarnatie en zo, maar eigenlijk is dat absurd. Als er geen zelf is, wat zou er dan kunnen reïncarneren? In ieder geval kan meditatie ook de illusie van het bestaan van een zelf opheffen en daarmee laten zien dat die ervaring maar een illusie is.

De auteur

Zoals dat gaat in een lesboek probeert Blackmore objectief de verschillende standpunten en argumenten te beschrijven. Maar uiteindelijk is toch ook wel duidelijk waar haar eigen overtuigingen liggen. En die staan zoals we op de Dwaze Schare wel vaker hebben gezien niet los van haar eigen geschiedenis.

Na een uittredingservaring was ze overtuigt dualist en heeft ze veel onderzoek gedaan naar para-psychologie. Toen experiment na experiment bleek dat er toch geen bewijs voor was, heeft dat haar gedachten hieromtrent wel veranderd. Vervolgens is ze aan Zen meditatie gaan doen. Uiteindelijk neigt het boek daarmee toch richting bundeltheorie.

Dus?

Zoals de titel al zegt is het een introductie. Het slaagt er dan ook goed in om te prikkelen en interesse te wekken in  meer. Bovendien is het een handzaam overzicht van de klassieke experimenten, de verschillende interpretaties van de resultaten daarvan en waar het allemaal om draait. Bijvoorbeeld wat er allemaal in dit vakgebied is gebeurd sinds het uitkomen van de tweede editie in 2010.

11 gedachten over “Susan Blackmore – Conciousness: an introduction (2nd edition)”

  1. Het lijkt voorlopig nog vrij subjectief voor welke argumenten en problemen iemand gevoeliger is.

    … of je heet Bokkepoot en bent voor alle argumenten en problemen even gevoelig… keuzes, keuzes…. maar ach, wie ben ik? 🙂

    Ja echt: wie ben ik? Ik heb inderdaad de illusie een onveranderlijke zelf-kern te bezitten, maar misschien is zelfs het bezit van die illusie zelf al een illusie? Ik bedoel: hoezeer ik me ook probeer te concentreren op ‘mezelf’, op ‘wie ik ben’, ik kom dan toch niet veel verder dan het oproepen van gedachten, beelden en emoties uit mijn geheugen, een soort herbeleving van de wereld vanuit mijn point-of-view. “Ik” is dan min of meer een verzameling indrukken.

    Of “ik” er werkelijk is, of slechts bestaat uit een complete database van 40 jaar aan gedachten, beelden, zintuigelijke ervaringen en bijbehorende emoties, samengeklonterd met mijn DNA-profiel, een min of meer vastgelegde hersenstructuur (aldus Swaab) en een lichaam waar ik het mijn hele leven mee moet doen…

    … ik kan daar zelf maar moeilijk achter komen. 🙂

    Maar ja, hoe komt dan die illusie van de onveranderlijke zelf tot stand?

    Komt deze wel tot stand? Dat bedoel ik serieus: hebben wij wel echt daadwerkelijk de illusie van een ‘zelf’, of denken wij die illusie te hebben doordat we voortdurend denken en spreken over en vanuit de ik-positie? Men zegt toch dat mensen een sterker zelfbewustzijn hebben dan dieren en daarmee een sterker ik-besef hebben? Vind ik best plausibel. Wij zijn in staat om onszelf te beschouwen, op onszelf te reflecteren en daar bewuste emoties bij te ervaren, en zodoende een ‘ik-ervaring’ te creëren.

    Maar zodra ik dat ik-besef probeer te ontleden, kom ik altijd weer uit bij de losse componenten: dat wat er in mijn ‘hart en hoofd’ (lees= hersenpan) omgaat.

    Het lijkt een beetje op een blinde vlek: het is altijd aanwezig, maar als je ernaar kijkt is het weg.

  2. @Bram: Ik vond een lezing van Coen Simon over ‘het zelf’ wel interessant. Hij gaat ook uit van de notie dat een onveranderlijk zelf niet bestaat.

    Ik denk dat je deels dat ontstaan van de notie van het zelf wel kunt relateren aan wat in de eerste hoofdstukken van Philosophy in the Flesh beschreven werd, namelijk de manier waarop onze denkpatronen gevormd worden door ons sensorimotor system.

    @Bokkepoot: Ja, dat komt tot stand. Want kinderen onder een bepaalde leeftijd kunnen dat onderscheid tussen zelf en omgeving niet maken. Gaandeweg ontwikkel je dat.

  3. @Wilfred

    Met ‘komt deze wel tot stand’, bedoelde ik: komt er wel ‘iets’ tot stand? Hoe consequent is die illusie zelf? Natuurlijk heb ook ik de illusie van een persoonlijke zelf-kern, maar het lukt me niet om die kern te bezien.

    Ik bedoelde het dus juist als extra onderbouwing van het idee dat ‘het zelf’ een illusie is.

  4. @wilfred

    Ik denk dat je deels dat ontstaan van de notie van het zelf wel kunt relateren aan wat in de eerste hoofdstukken van Philosophy in the Flesh beschreven werd, namelijk de manier waarop onze denkpatronen gevormd worden door ons sensorimotor system.

    Wat in ieder geval wel meespeelt is een deel van de hersenen dat continu bezig is met plaatsbepaling. Waar bevindt jij je in een ruimte op ieder moment. Verstoringen daar kunnen leiden tot een uittredingservaring. Daarmee is de fysieke plaatsbepaling in ieder geval een belangrijk onderdeel van het zelf.

    Maar er is wel meer nodig, zoals bijvoorbeeld een goed werkend geheugen.

  5. @bokkepoot

    Met ‘komt deze wel tot stand’, bedoelde ik: komt er wel ‘iets’ tot stand? Hoe consequent is die illusie zelf? Natuurlijk heb ook ik de illusie van een persoonlijke zelf-kern, maar het lukt me niet om die kern te bezien.

    Het is op zich ook wel interessant dat er nogal verschillende ideeën zijn geweest over kennis over jezelf. Descartes twijfelde overal aan, behalve aan zijn eigen gedachten, zijn zelf zo je wil. Nietzsche stelde weer dat we juist over onszelf maar heel weinig weten. Moderne psychologie lijkt meer naar Nietzsche te neigen.

  6. @Bram

    Ik vind het interessante materie, als in: leuk om over na te denken. Het is niet dat ik precies hoef te weten hoe het zit, en al helemaal niet dat ik denk te weten hoe het zit. 🙂

    Maar de verschuivingen in mijn denken gedurende de laatste tijden zijn best groot en dat vind ik ook extra boeiend. Het feit dat het allemaal niet meer zo vast ligt geeft me het idee van een oneindig pretpark aan onontgonnen ideeën. En ik verbaas me nog steeds over de innerlijke ommezwaai die ik daarin gemaakt heb.

    Verder zit het toch een beetje in de aard van het beestje dat ik onderwijl van het ene speeltoestel naar het andere ren en niet zo snel toekom aan afgeronde waarnemingen. Dus ik denk en roep van alles maar uiteindelijk ben ik vast met Nietzsche eens: ik zou het allemaal echt niet weten. 😉

  7. @bokkepoot
    Het feit dat het allemaal niet meer zo vast ligt geeft me het idee van een oneindig pretpark aan onontgonnen ideeën.
    Mooi gezegd en heel herkenbaar. Ik denk ook dat voor mij de bijna existentiële noodzaak wel wat verdwenen is. Maar gebleven is het plezier en de interesse.

    Het is voor mij in die zin meer iets van derde persoon dan daadwerkelijk eerste persoon geworden 😉

  8. @Bram:

    Maar er is wel meer nodig, zoals bijvoorbeeld een goed werkend geheugen.

    Klopt, daarom schreef ik ook ‘deels’. 😉

    Het is denk ik wel zo dat op jonge leeftijd die notie van het ‘zelf’ in basale zin gevormd wordt door een ontluikend bewustzijn van het verschil tussen je eigen lichaam en je omgeving. Daar speelt geheugen natuurlijk een rol in, zoals in nog veel meer. In die zin is er niet 1 factor die verantwoordelijk is voor het ontstaan van het idee van het ‘zelf’. Het lijkt me ook met name illusoir als het gaat om de fictie van een constante innerlijke kern. Er is wel iets als een verschil tussen ‘jezelf’ (als in: je fysieke vorm) en je omgeving. In die zin is het ‘zelf’ natuurlijk niet illusoir.

Reacties zijn gesloten.