Het is niet mijn gewoonte om eind februari nog over kerstpakketten te jeremiëren (ik kreeg als kerstpakket een kerststol, ik heb dus niets te klagen). Maar tijdens het opruimen van oudpapier dat ik nog rond had slingeren, werd mijn aandacht getrokken door een flyer uit december van Zending over Grenzen, waarin zij vroegen om geld voor voedselpakketten voor Oost-Europa.
Normaal gesproken zou het me niet eens opgevallen zijn, maar ik vroeg mij vanwege de berichten over Oost Europa Zending af voor hoeverre zo’n voedselpakketten-actie bedoeld is voor de mensen daar of om gaten in de begroting te dichten. Een zaad van wantrouwen was gepland, zogezegd. En juist deze flyer wekte mijn nieuwsgierigheid.
Eerst iets over de voedselpakketten. Volgens de flyer bevat een pakket rijst, spaghetti, suiker, thee, meel, zout, chocolade en meer. Waar dit ‘meer’ precies uit bestaat, maakt de flyer niet duidelijk; foto’s en fotobijschriften (“Toen de olie op was, kwam het voedselpakket als een wonder”) doen vermoeden dat het gaat om olie (dat op alle vier foto’s terugkomt), brood (één foto) en iets in potten of blikken, de foto is biedt hierover geen uitsluitsel. Ik heb daarom gekozen voor pindakaas, maar het zou net zo goed jam, vis of groente kunnen zijn. Daarmee kom ik tot de volgende tabel:
Bij de tabel hoort een methodologische verantwoording. 1. Albert Heijn is niet de goedkoopste winkel. Dat heb ik bewust niet gedaan, ik weet niet of Zending over Grenzen standaard voor de goedkoopste aanbieder kiest. 2. Ik heb steeds gekozen voor de grootste verpakking. 3. Bij verschillende merken met een even grote verpakking, koos ik voor het middensegment: niet de goedkoopste, meestal ook geen merkartikel. 4. Omdat mij uit de flyer en de foto’s niet duidelijk werd of met chocola gewoon (een) chocoladere(e)p(en) werd bedoeld of candybars, heb ik beide op de lijst gezet. 5. Omdat bij een gezin met klaarblijkelijk twee voedselpakketten vier broden op de foto staan, ben ik uitgegaan van twee broden per pakket.
Wanneer ik in mijn inschatting alleen meeneem wat Zending over Grenzen meldt in de pakketten te stoppen, kom ik op een winkelwaarde van ongeveer dertien euro. Inclusief wat ik op basis van de foto’s eraan toevoeg, kom ik op minder dan negentien euro. Ervan uitgaande dat dit de enige directe kosten zijn, zou dan ruim 81 procent direct aan het goede doel worden besteed. Dat is in ieder geval niet opvallend weinig, maar er zijn enige kanttekeningen te plaatsen bij dit bedrag.
Zending over Grenzen zegt zelf dit over de pakketten: “In Oost-Europa worden 30.000 voedselpakketten gevuld met lokale producten.” Ook al worden die pakketten mogelijk in een aantal verschillende landen uitgedeeld (de flyer noemt slechts Moldavië en Oekraïne, twee buurlanden), met dertigduizend pakketten in een heel beperkte periode kom je aardig in aan aanmerking voor groothandelstarieven, wat niet in mijn eenvoudige berekening meegenomen is. Ook vertelt mijn beperkte ervaring in oostelijk Europa mij dat de meeste producten daar fors goedkoper zijn dan in Nederland. Dit heeft ongetwijfeld invloed op de werkelijke kosten voor zo’n pakket, maar de precieze impact daarvan is voor mij moeilijk in te schatten.
Zending over Grenzen
Of de werkelijke kosten van zo’n voedselpakket overeen komen met de geclaimde kosten, is juist bij Zending over Grenzen relevant omdat de organisatie eerder al in de publiciteit kwam als een organisatie die vooral erg bedrijfsmatig te werk gaat en waarbij bedrijfsvoering belangrijker is dan de uiteindelijke doelstelling van de organisatie. Zo schrijft voormalig bestuurslid van Zending over Grenzen Hans Berkheij in zijn rapport Om het penningske van de weduwe uit 2013:
De statuten melden enerzijds doelstellingen als ‘het bevorderen van christelijke levensdoelen’ en ‘het behartigen van fysieke, emotionele en geestelijke behoeften’ en ‘het aanmoedigen van kerken en mensen in Nederland’, maar spreekt anderzijds ook onomwonden van het drijven van een onderneming. Opmerkelijk is daarin de zin “het drijven van de onderneming mag niet met zich brengen dat de onderneming haar rangschikking als algemeen nut beogende instelling verliest”. Kennelijk wil men voorkomen dat op enig moment de organisatie de tak doorzaagt waar zij op zit. Zonder de mogelijkheid om fondsen te werven verliest ook de onderneming haar bestaansrecht. De ondergeschikte positie van de Nederlandse stichting aan het internationale Mission Without Borders Incorporated bevestigt eerder de indruk dat het bij Zending over Grenzen allereerst gaat om een bedrijf en pas dan om een ideële stichting.
(p. 59)
In het genuanceerde rapport, waarin hij ook zichzelf niet spaart, voegt Berkheij steeds kritiek en advies samen, zo adviseert hij donateurs om kritisch te zijn (p. 63), dat een organisatie niet in negatieve zin in de pers komt, is lang niet altijd een aanwijzing dat alles wel goed zal zijn. Ook is niet alles wat een organisatie over zichzelf beweert ook waar. Nadruk legt het rapport ook op de organisatiestructuur van Zending over Grenzen, waarbij de koepelorganisatie vrijwel over al het geld kan beschikken en daar in ieder geval in de tijd van het schrijven van het rapport onvoldoende transparant over is.
Dat laatste roept nog een belangrijke vraag of ten opzichte van de voedselpakketten: Zijn de voedselpakketten een product van Zending over Grenzen, of worden die dertigduizend pakketten uitgedeeld door Mission without Borders? In het eerste geval zou het bedrag van ongeveer 675.000 euro dat de organisatie zegt uit te geven aan de dertigduizend pakketten niet onaanzienlijk zijn, maar voor een organisatie die zowel in Europa als in de Verenigde Staten fondsen werft zou het een schijntje zijn.
Er valt nog veel meer over te zeggen, maar nu alleen dit: Is mijn wantrouwen terecht?
En: past een christelijke stichting in een christelijke economie?
Eigenlijk zou Peter van der Bijl (e-mail pvanderbijl@MWBI.org/telefoon 036-5363615) op deze terechte vragen moeten reageren.
Op grond van het verleden ga ik er vanuit dat voor de zelfde kerstpakketten in alle landen waar Mission Without Borders werk geld geworven is. Daarbij zijn Nederland en Noorwegen traditioneel wel de landen die het meest bijdragen.
De kerstpakketten worden uitgedeeld door Mission Without Borders International of door een van haar werkmaatschappijen. MWBI krijgt haar geld van alle nationale stichtingen. De nationale stichtingen kunnen overigens niet besluiten om het geld aan iets anders te besteden dan MWBI wil. Daar zijn waterdichte afspraken over. Bovendien bestaat het bestuur van alle nationale stichtingen voor het merendeel uit leden van het bestuur van MWBI.
Overigens is Zending over Grenzen niet het enige ‘goede doelen bedrijf’ dat dit soort constructies bedenkt en uitvoert.
Kritisch zijn blijft nodig voor alle donateurs.
@Berkheij
Dank voor je reactie! Misschien is het wel een goed idee om zeg maar ‘officieel een reactie te vragen’, het zijn wat persoonlijke vragen van mij, maar ik kan me idd wel voorstellen dat Peter van der Bijl graag meer verteld over de organisatie. Ik kom er nog op terug.
Kritisch zijn op mezelf blijkt ook nodig, trouwens. Ik zag net toevallig dat ik een 0 vergeten was, waardoor de voedselpakketten plots nog maar 2,25 euro per stuk zouden kosten. Ik heb het maar even aangepast.